Als leestip voor de zomer delen we een fragment uit het favoriete boek van een boekhandelaar. Marrit Welboren, Daan Welboren en Cindy Welboren van Nauta Boek tippen hun Texelse trots: Willem die Madoc maakte van Nico Dros.
Lees ook:
Leestip: Het schuilhuis
“Zelden kom ik woorden tekort om mijn waardering uit te spreken. Nu loopt mijn hoofd zelfs over met superlatieven voor Willem die Madoc maakte. Deze fraai uitgegeven, historische roman staat los van zijn boeken over Texel, zoals Oorlogsparadijs, waarmee hij terecht doorbrak bij een groot publiek. Zijn jongste boek is de kroon op zijn bijzondere, zeer persoonlijke oeuvre.”
Willem die Madoc
Toen men geen enkele schipbreukeling meer hoorde of zag, gebeurde er iets wat velen op het strand in verbijstering bracht. Iemand meende een kind tussen de schuimkoppen te zien; anderen zagen het nu ook. Niemand begreep wat zich in de branding afspeelde en de vrouwen begonnen allemaal tegelijk te huilen. Het kind dreef niet in het woeste water, maar zat ineengedoken op iets wat met de golfslag mee voortbewoog. Enkele kustvissers waren zo kordaat dat ze de zee in liepen om het kind naar de kant te halen. Baert, tot zijn borst in het woelige water, was de eerste die wadend en struikelend de jeugdige schipbreukeling wist te bereiken. Hij zag toen ook wat er aan de hand was: een enorme bruinvis had het kind, dat de rugvin met zijn handjes krampachtig beethield, naar de kust gebracht! Intussen kwam Geurt ook nabij en die zocht naar zijn mes, want behalve dat kind redden wilde hij zich zo’n immens zeevarken niet laten ontglippen. Maar Baert schreeuw de: ‘Doe dat niet, ellendeling. Snap je dan niet dat dit nobele waterdier door God zelf is gestuurd?’ Een opdonder van Baert deed Geurt van zijn voornemen afzien. Daarna pakten ze hetkind voorzichtig van de grote glimmende rug. De bruinvis keerde om en met stoere duikelingen zwom deze, tegen de aanstormende golven in, naar open zee terug. Ze brachten het kind naar het strand. Het scheen nog te leven, al oogde het wezenloos en helemaal vernikkeld. De vrouwen namen het over. Truda, de meest pronte, nam het kind in haar armen en droeg het, omgeven door de andere vrouwen, onder haar mantel naar de meest nabije hut in de duinen. Ze ontkleed den het kind, een jongen, en wreven het voorzichtig droog. Daarop maakte Truda haar kleren los en zonder aarzeling drukte
ze het ijskoude lijfje tegen haar buik en boezem. Ook bedekte ze het kind met een deken van wol, de enige die in de hut aanwezig was. Elf vrouwen, bijeendrommend in de kleine ruimte, begonnen samen een rozenkrans te bidden en riepen de heilige Donaat aan. Ongeveer om het kwartier nam een andere vrouw het kind over om het tegen zich te verwarmen. Toen de duisternis al lang was ingevallen, was het jochie eindelijk een beetje doorgewarmd. Sliep het heel diep of was het nog steeds bewusteloos? Zijn ademhaling was in elk geval regelmatig en het leek niet buiten gewoon koortsig. De mannen waren na het vertrek van de vrouwen aan zee gebleven en haalden een memorabele buit uit de golven. Vier van de elf
dode drenkelingen op het strand waren, te oordelen naar hun fraaie kleding, gouden ringen en andere sieraden, van adellijke komaf. Het leek niet te gaan om Friezen of Denen, maar om lui uit onbekende oorden. Ze werden, ook de twee aangespoelde vrouwen, van alles wat ze droegen ontdaan en lagen naakt in het zand. Het strandvolk wist een handvol kisten te bergen en eveneens een paar vaten. Men sjouwde alles vliegensvlug de
duinen in en verborg het onder laag struikgewas. Niet veel later klonken waarschuwingskreten: de baljuw van Damme en zijn trawanten kwamen in galop over het smalle strand aandraven. De magistraat had de rechten op de strand vonderij van de graaf gekocht en kwam zijn buit opeisen. De
jutters maakten zich ijlings uit de voeten.