Door: Jan Heemskerk
Wij Heemskerken hebben in de mannelijke lijn een opvliegend kantje als de dingen niet willen lukken. Met name bij klusjes in of rond het huis, en dan vooral bij priegelwerkjes in onmogelijke lichaamshoudingen, omringd door welwillende huisgenoten, die precies op het verkeerde moment goedbedoelde vragen stellen als ‘gáát het’ of het immer populaire ‘kan ik iets doen?’.
Yep, dan kan de vlam lelijk in de pan slaan en willen we wel eens ons geduld verliezen. Wat dan uitdraait op machteloos vloeken tegen voornoemde gezinsleden, gemeen ons hoofd stoten tegen een onwillig stuk koperpijp, bloed voor de ogen zien en drie dagen later naakt wakker worden in een weiland in Roemenië, met een lelijke pijn in de bips, een gortdroge keel en geen idee hoe we daar terecht zijn gekomen.
Ik moest aan deze familievloek denken toen ik afgelopen week met mijn jongste zoon Willem een computer in elkaar aan het knutselen was. Een brute game-pc, om precies te zijn, want die bouwen (of kopen) al zijn vriendjes, dan kunnen ze online Fortnight en Counterstrike en League of Legends spelen op gigaresoluties met duizelingwekkende frame rates, compleet met meedeinende feestverlichting in de computerkast.
Enfin: het toeval wil dat ik in mijn tijd ook altijd mijn computers zelf in elkaar knutselde, vanwege veel meer computer voor hetzelfde geld. Dus toen mijn zoon vroeg of we er zelf een zouden bouwen, of toch maar liever een prefab-modelletje bij de online-shop zouden aanschaffen, zei ik dat wij dat best samen zouden kunnen. Een vader-zoon-moment, als het ware.
En dus kochten we een hippe kast, een moederbord, een processor, een koeler als de Sagrada Familia, twee bankjes werkgeheugen en een licentie voor Windows. Een PSU hadden we nog liggen en voor een brute videokaart moest hij nog even sparen of wachten tot zijn verjaardag, eind mei.
We gingen aan de slag.
Nu moet je weten: het in elkaar knutselen van een computer is in principe niet ingewikkeld. Alle onderdelen passen maar op één manier in of op elkaar (meestal) en je krijgt er altijd een soort handleiding bij, met een IKEA-achtige tekening en verklarende tekst in verhaspelde westerse talen (alles komt uit China), waar je met een beetje goede wil best uitkomt.
Wat het daarentegen moeilijk maakt, is dat er veel kleine of juist onhandelbaar grote onderdelen moet worden geplaatst of aangesloten, meest zwart, want dat is cool tegenwoordig, maar ook onzichtbaar tegen een achtergrond van nog veel meer zwart, hoe sterk ook de bouwlamp die je op het knutselwerk laat schijnen.
Ik had mijn zoon dus ook gewaarschuwd dat er onvermijdelijk een moment zou aanbreken dat er iets fout zou gaan en we de halve computer weer zouden moesten afbreken, want dat had ik al zo vaak meegemaakt, dat ik het als een vanzelfsprekendheid was gaan beschouwen. De kunst was, zei ik, op zo’n moment je kalmte te bewaren en logisch na te denken, want er was altijd een verklaring voor wat er mis ging, en die werd na ademhalen en tot tien tellen ook meestal wel gevonden. Dat ik vroeger in zo’n geval twee dagen schuimbekkend met een glas whisky in een ijsbad moest gaan zitten, liet ik wijselijk buiten beschouwing. Hij zei dat hij het begreep.
Wat heel goed van hem was: hij wilde eigenhandig de computer in elkaar zetten. Ik mocht dingen aangeven en uitleggen, maar hij wilde het zelf doen. Wat jammer was, is dat hij ook niet om hulp vroeg toen we het grootste en zwartste onderdeel met de allerkleinste schroefjes, ringetjes en buisjes in de achterplaat van het moederbord moesten schroeven. Terwijl ik die hulp nog zo stellig en met vooruitziende blik had aangeboden.
Om een lang verhaal kort te maken: drie onvervangbare ringetjes en een piepklein schroefje verdwenen onvindbaar in de krochten van de computerkast, mijn zoon liep purperpaars aan, smeet wat niet-essentiële onderdelen in een hoek, begon alles weer uit elkaar te schroeven, want hij ging die troep terugsturen en het was allemaal mijn schuld. Toen ik zei dat hij ook had kunnen luisteren naar goede raad, keek hij me aan of hij me wilde vermoorden, beende met slaande deuren naar buiten en ging met de bijl een rotte wilg te lijf. De Heemskerkvloek.
Ik, daarentegen, bleef de kalmte zelve, zocht met tedere vingers de verdwenen ringetjes en vond ze allemaal. Ik schroefde vast wat hij had losgemaakt. En nam een kopje thee en een boterham. Nadat een halfuurtje was verstreken, nam ik buiten poolshoogte. De wilg was weg en de zoon leek enigszins gekalmeerd. Ik zei dat ik alles had gevonden en vroeg of we weer verder zouden gaan. Hij zei ja, en we gingen door of er niets was gebeurd. Ik had wel een beetje medelijden met mijn zoon de driftkop, die nog zo lang heeft te gaan, en veel liefdes te verliezen, voor hij, net als zijn vader, met de jaren, geduld leert hebben. En tot tien te tellen als het tegenzit.C
Columnist Jan Heemskerk is oud-hoofdredacteur van mannenbladen MAN, FHM en Playboy en is nu opperbaas van meneren.nl, schrijver, journalist, radio- en theatermaker, programma-ontwikkelaar en columnist van Blijtijds. Elke eerste maandag van de maand lees je hier zijn nieuwste column over ouderdom en alles wat daarmee te maken heeft. Uiteraard met een vleugje humor.