fbpx

Zo maak je je eigen urban jungle met stekjes

Zin in een groene rustgevende oase in huis? Er is een eenvoudige en goedkope manier om zo’n indoor plantenparadijs voor elkaar te krijgen. Zelf planten stekken! Hoe doe je dat? En welke planten zijn geschikt stekmateriaal?

Lees ook:
Een buitentuin: de jungle in huis

Een eigen urban jungle maak je zo

Wat is stekken precies?

Je gebruikt een klein stukje van een volwassen plant om er een nieuwe uit te laten groeien. Dit proces heet vegetatieve vermeerdering. De babyplant zal dezelfde eigenschappen hebben als de papa- dan wel mamaplant. Dus heb je een prachtfuchsia in huis die altijd boordevol bloemen zit? Dan zal het stekje daarvan als-ie later groot is net zo uitbundig bloeien. Mooi meegenomen! Pak dus altijd een gezonde plant om mee te stekken.

Voordelen

Een groot voordeel is dat de nieuwe planten je nauwelijks geld kosten. Je hebt alleen wat potten en aarde nodig. Nog een voordeel: kamerplanten stekken kun je het hele jaar door doen. En misschien wel de grootste plus: groene vingers zijn geen must. Stekken is super simpel.

Wat heb je nodig?

Zorg eerst dat je de juiste spullen in huis hebt:

  • potgrond (sommige mensen zweren bij speciale stekgrond waar jonge plantjes goed in zouden gaan groeien, maar het gewone spul werkt voor de hobbystekker prima)
  • potten in verschillende maten (die zwarte van plastic die om tuinplanten heen zitten of zo’n hele tray, lege jampotjes of aardewerken potten van de kringloop)
  • schone snoeischaar of scherp keukenmesje
  • schepje
  • gieter
  • een paar mooie sterke planten

Hoe doe je het?

1. Kies een geschikt stukje van de moederplant uit. Welk stukje dat is, hangt af van het soort plant. Soms moet je het topje pakken of juist een stukje met wortelstelsel. Soms heb je zelfs aan een blaadje al genoeg. Hier lees je over makkelijk te stekken planten en welk onderdeel je moet hebben.

2. Snijd of knip een stukje van zo’n tien centimeter af, vlak onder een blad of knop. Zorg ervoor dat je schaar of messcherp is. Zo krijg je de minste schade aan je stekstukje én aan de moederplant. Haal de onderste bladeren eraf. Die kosten het plantje anders teveel energie. Laat er minstens twee blaadjes aan zitten.

3. Plant je stekje in een potje met grond. Maak eventueel van te voren met een potlood een gaatje. Druk de aarde aan zodat de stek stevig staat.

4. Zet je nieuwe mini-plantje(s) op een lichte warme plek, maar niet in de volle zon.

5. Zorg dat de grond telkens goed nat is. Maar niet té nat, anders gaan de wortels rotten. Zo’n drie keer per week een beetje water is een goed ritme.

6. Na een paar weken zit er al een klein wortelkluitje aan je plantje. Groeit-ie uit z’n jasje? Zet ‘m over in een grotere pot.

7. Nu is het alleen nog een kwestie van goed verzorgen. Voor het echte jungle-gevoel: zet al je planten (groot, middel en mini) op één plek. Zorg voor hoogteverschillen. Een paar op de grond, een paar op een bijzettafeltje en op een kast. Hang ten slotte nog een setje in de lucht, in van die retro-macraméhangers. Rieten stoeltje erbij of een bamboe daybed vol kussens. En klaar is je zelfgekweekte urban jungle!

Lees ook:
Een buitentuin: de jungle in huis